AFDELINGSREGLEMENT BOND VAN VOLKSTUINDERS
Inhoudsopgave:
Artikel 0. Leeswijzer
Artikel 1. Reglementen afdelingen en tuinparken
Artikel 2. Lidmaatschap
Artikel 3. Voorkeursrecht partner, ouders en kinderen
Artikel 4. Aspiranten
Artikel 5. Ranglijst aspiranten
Artikel 6. Beëindiging lidmaatschap, taxatie en inboedel
Artikel 7. Afdelingsbestuur
Artikel 8. Taken en bevoegdheden afdelingsbestuur
Artikel 9. Afdelingsvergaderingen
Artikel 10. Bijeenroeping afdelingsvergadering
Artikel 11. Toegang afdelingsvergadering
Artikel 12. Agenda afdelingsvergadering
Artikel 13. Besluitvorming
Artikel 14. Rekening en verantwoording
Artikel 15. Afdelingscommissies
Artikel 16. Kascommissie
Artikel 17. Bouw- en taxatie commissie van de afdeling
Artikel 18. Tuincommissie van de afdeling
Artikel 19. Financiële verplichtingen
Artikel 20. Entreegelden
Artikel 21. Slotbepaling
Artikel 0 – Leeswijzer
Tenzij anders is vermeld, wordt daar waar in dit reglement wordt gesproken van een afdeling, het afdelingsbestuur, de afdelingsvergadering of een afdelingscommissie dan wel de rechten en verplichtingen met betrekking tot een afdeling, de afdeling bedoeld waaronder het lid ressorteert.
Artikel 1 – Reglementen afdelingen en tuinparken
1. De bond kent afdelingen en hun tuinparken, zoals bedoeld in artikel 13 van de Statuten. 2. Het Afdelingsreglement wordt vastgesteld en gewijzigd door de bondsvergadering en regelt de positie en de taken en bevoegdheden van de afdelingen.
3. Een afdeling is bevoegd ten behoeve van zijn afdeling een Huishoudelijk Reglement vast te stellen en te wijzigen. Het Huishoudelijk Reglement van de afdeling wordt vóór het vaststellen en het wijzigen toegezonden aan het bondsbestuur dat beoordeelt of het Huishoudelijk Reglement van de afdeling niet in strijd is met de statuten en reglementen van de bond. Het bondsbestuur reageert binnen twee maanden. Indien de afdeling en het bondbestuur niet tot overeenstemming komen, beslist een onafhankelijke jurist.
4. Het afdelingsbestuur maakt zo spoedig mogelijk aan zijn leden bekend wanneer een nieuwe of gewijzigde bepaling van het Huishoudelijk Reglement van de afdeling in werking treedt.
Artikel 2 – Lidmaatschap
1. Het afdelingsbestuur beslist over de toelating tot het lidmaatschap en over de toelating tot het tuinpark van de desbetreffende afdeling met inachtneming van het in de artikelen 3 en 4 bepaalde.
2. Een lid van de bond wordt ingedeeld bij de afdeling op wier tuinpark hem een tuin ter beschikking is gesteld en door wie hij als lid is toegelaten.
3. Indien een lid zijn lidmaatschap door opzegging wil beëindigen, doet hij hiervan schriftelijk mededeling aan het afdelingsbestuur, die hiervan het bondsbestuur in kennis stelt. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 8 lid 8 van de Statuten bepaalt het bondsbestuur op welke datum het lidmaatschap eindigt.
4. Het afdelingsbestuur is niet bevoegd een lid het lidmaatschap op te zeggen. Die bevoegdheid komt het bondsbestuur toe.
5. Het afdelingsbestuur houdt een ledenlijst bij van bij de afdeling ingedeelde leden. 6. Het afdelingsbestuur kan een persoon, die zich voor die afdeling bijzonder verdienstelijk heeft gemaakt het predicaat ‘lid van verdienste’ van die afdeling verlenen.
7. Het bondsbureau houdt een algemene en een naar afdeling ingedeelde ledenlijst bij en zendt van laatstbedoelde lijst jaarlijks op één februari en op één oktober een afschrift aan de secretarissen van de afdelingsbesturen.
8. Het bondsbureau houdt een lijst bij van personen, die door de bond zijn geroyeerd of om andere reden niet meer voor het lidmaatschap van de bond in aanmerking dienen te komen. Ingeval van mutaties stuurt de bond deze lijst vertrouwelijk naar de secretariaten van de afdelingen.
Artikel 3 – Voorkeursrecht partner, ouders en kinderen
1. De partner van het lid, een ouder van het lid of van de partner, of een meerderjarig kind van het lid of van de partner kunnen zich een voorkeursrecht verwerven voor de tuin van het lid. De partner dient daarvoor geregistreerd te zijn op het Tuinregistratieformulier van het lid. Ouders en kinderen verwerven dit voorkeursrecht een jaar na inschrijving als aspirant of nadat zij twee jaar als lid ingeschreven staan op hetzelfde tuinpark.
2. Dit voorkeursrecht geldt niet voor andere tuinen op het tuinpark.
3. De partner, bedoelde ouder en bedoeld kind kunnen met betrekking tot de tuin van het lid hun voorkeursrecht eerst uitoefenen indien het lidmaatschap van het lid eindigt of als een lid overlijdt. Alsdan kunnen zij binnen twee maanden na beëindiging van het lidmaatschap het afdelingsbestuur schriftelijk verzoeken als lid te worden toegelaten en om de aan het lid ter beschikking gestelde tuin aan hem of haar toe te wijzen. Voor de toelating tot het lidmaatschap gelden de bepalingen die ook voor de toelating van andere leden gelden.
4. Wanneer in het in lid 3 bedoelde geval zowel de partner, één of meer van bedoelde ouders als één of meer van bedoelde kinderen aanspraak maken op de voorkeurspositie, komt de voorkeurspositie als eerste aan de partner toe.
5. Indien de geregistreerde partner geen gebruik maakt van de voorkeurspositie, komt het voorkeursrecht gezamenlijk toe aan de ouders en kinderen die tevens aspirant zijn. De ouder of het kind dat niet als aspirant is geregistreerd komt geen voorkeurrecht toe.
6. Indien zowel bedoelde ouder(s) als bedoelde kind(eren) met betrekking tot de tuin van het lid hun voorkeursrecht uitoefenen, stelt het afdelingsbestuur hen gedurende een maand in de gelegenheid om onderling overeenstemming te bereiken wie van hen het voorkeursrecht gaat uitoefenen. Deze mededeling moet schriftelijk aan het afdelingsbestuur worden gedaan. De mededeling dient voor akkoord te zijn ondertekend door alle andere personen die met betrekking tot de desbetreffende tuin een voorkeursrecht hebben uitgeoefend.
7. Indien degene die het voorkeursrecht uitoefent, niet als lid wordt toegelaten, wordt de in lid 6 vermelde procedure herhaald.
8. Indien de in lid 6 bedoelde personen geen overeenstemming bereiken over wie van hen het voorkeursrecht mag uitoefenen, wordt een keuze gemaakt tussen hen die schriftelijk hebben opgegeven met betrekking tot die tuin het voorkeursrecht te willen uitoefenen. Die keuze wordt door het afdelingsbestuur gemaakt, hetzij door toewijzing hetzij door loting.
9. Indien bedoelde ouder of kind tot de tuin van het voormalige lid wordt toegelaten, vindt er een taxatie van de bouwsels en beplantingen plaats. Deze bepaling is niet van toepassing als de tuin wordt overgeschreven op een partner.
10. Indien een partner, kind of ouder in die hoedanigheid als lid tot de tuin van het voormalige lid wordt toegelaten, komen de aan het lidmaatschap verbonden kosten voor rekening van het toegelaten lid, zulks vanaf de datum waarop het lidmaatschap van het voormalige lid is geëindigd.
Artikel 4 – Aspiranten
1. Een aspirant is geen lid van de bond.
2. Meerderjarige personen met een vaste woon- of verblijfplaats in Nederland, die lid willen worden van de bond moeten zich eerst als aspirant aanmelden bij de bond.
3. Het bondsbestuur beoordeelt of een aspirant voor het lidmaatschap in aanmerking komt. De aspirant ontvangt tegen kostprijs een exemplaar van de statuten en reglementen en een bewijs van inschrijving. Met het inschrijvingsbewijs meldt de aspirant zich bij de afdeling waar hij in aanmerking wil komen voor een volkstuin. Hij wordt daar op de wachtlijst van aspiranten geplaatst. Een aspirant kan zich bij meerdere afdelingen op de wachtlijst laten plaatsen.
4. Het afdelingsbestuur beslist over de plaatsing van de aspiranten op de per tuinpark te houden wachtlijst.
5. Plaatsing op de wachtlijst houdt niet in dat de aspirant nadien als lid wordt toegelaten. Na een verzoek om toelating tot het lidmaatschap wordt beoordeeld of de betrokkene als lid kan worden toegelaten. Op het toelaten als lid is het bepaalde in artikel 4 van de Statuten van toepassing.
6. Voor elk kalenderjaar of een gedeelte hiervan is de aspirant aan de bond contributie verschuldigd.
7. Wanneer op het door de aspirant opgegeven tuinpark een tuin beschikbaar komt, doet het afdelingsbestuur hiervan mededeling op de wijze zoals omschreven in het Huishoudelijk Reglement van de afdeling. De toewijzing en de overdracht van de tuin geschiedt volgens het bepaalde in het Tuinreglement.
8. Na toewijzing verkrijgt de aspirant eerst het lidmaatschap nadat hierover door het afdelingsbestuur is beslist. Een beslissing over het toelaten tot het lidmaatschap wordt niet eerder genomen dan, nadat ingeval van overname van bouwsels en beplantingen van het vertrekkende lid, overeenstemming is bereikt en de hiervoor verschuldigde vergoeding aan het afdelingsbestuur is voldaan en nadat door de verzoeker een uittreksel uit de gemeentelijke basisadministratie is overlegd, welk uittreksel niet ouder mag zijn dan één maand, alsmede een geldig op zijn naam gesteld legitimatiebewijs is getoond en in kopie is overlegd.
9. Indien een aspirant als lid wordt toegelaten, eindigt op die datum zijn status van aspirant. 10. Indien een aspirant zijn status van aspirant wil beëindigen, doet hij hiervan schriftelijk mededeling aan het afdelingsbestuur.
Artikel 5 – Ranglijst aspiranten
1. Het afdelingsbestuur beslist over het plaatsen op de per tuinpark te houden lijst van aspiranten.
2. Plaatsing op de lijst van aspiranten houdt niet in dat de betrokkene nadien als lid wordt toegelaten. Na een verzoek om toelating tot het lidmaatschap wordt beoordeeld of de betrokkene als lid kan worden toegelaten. Op het toelaten als lid is het bepaalde in artikel 4 van de Statuten van toepassing.
3. Het ter beschikking stellen van een tuin geschiedt met inachtneming van het in artikel 3 van dit reglement bepaalde aan de hand van de ranglijst, waarop de aspiranten bij die afdeling in volgorde van de datum van toelating als aspirant zijn vermeld.
4. Wanneer na publicatie van een vrijgekomen tuin zich niet binnen veertien dagen een lid of een aspirant heeft gemeld, mag het afdelingsbestuur de tuin ter beschikking stellen aan een ieder die zich voor die tuin aanmeldt en als lid wordt toegelaten.
5. Het afdelingsbestuur kan in bijzondere gevallen van de volgorde van de ranglijst afwijken.
6. Op elk tuinpark ligt voor iedereen een bijgewerkte ranglijst ter inzage.
Artikel 6 – Beëindiging lidmaatschap, taxatie en inboedel
1. Op de beëindiging van het lidmaatschap door opzegging is het bepaalde in artikel 8 van de Statuten en artikel 2 van dit reglement van toepassing.
2. Een lid zegt zijn lidmaatschap op door een schriftelijke mededeling aan zijn afdelingsbestuur. Het lid doet dan tevens mededeling of hij zijn tuin geheel ontruimd als schone tuingrond achterlaat dan wel met bouwsels en/of beplantingen, welke in dat geval worden getaxeerd met inachtneming van het bepaalde in artikel 9. Voor de opzegging kan gebruik worden gemaakt van een standaardformulier van de bond.
3. Met uitzondering van het geval dat een ander lid de bouwsels en beplantingen van een vertrekkend lid overneemt, is het vertrekkende lid gehouden de tuin geheel ontruimd als schone tuingrond op te leveren. Geheel ontruimd houdt in dat alle bouwsels, beplantingen en attributen moeten zijn verwijderd.
4. Indien een vertrekkend lid op de datum van overdracht van zijn bouwsels en beplantingen de tuin niet schoon en in goede staat heeft achtergelaten, is het afdelingsbestuur gerechtigd de kosten van afvoer van afval en inboedel, alsmede de kosten van het in orde brengen van de tuin te verrekenen met wat zij van het lid onder zich heeft of krijgt, waaronder begrepen de opbrengst van de verkoop van bouwsels en beplantingen.
5. Indien een vertrekkend lid bouwsels achterlaat, is hij gehouden de bouwsels zonder inboedel op te leveren, tenzij het komende lid te kennen geeft (een deel van) de inboedel te willen overnemen. Indien na de datum van beëindiging van het lidmaatschap nog inboedel van het vertrekkende lid in een bouwsel wordt achtergelaten, wordt van die inboedel een overzichtslijst gemaakt. Het lid machtigt het afdelingsbestuur onherroepelijk om de tuin en bouwsels te betreden en om de inboedel uit het bouwsel te verwijderen, waarna deze inboedel voor rekening van het vertrekkende lid gedurende drie maanden wordt opgeslagen. Daarna wordt de inboedel ter beschikking gesteld aan een charitatieve instelling of anders meegegeven aan de reinigingsdienst. Eventuele opbrengsten en/of kosten hieraan verbonden zijn voor rekening van het vertrekkende lid.
6. Het lid is vrij zijn inboedel zelf, zonder toestemming en tussenkomst van het afdelingsbestuur, over te doen aan een ander. Het komende lid kan niet tot overname van de inboedel worden verplicht en dit mag niet een belemmering zijn voor de overdracht van de tuin.
7. Indien een lid na beëindiging van diens lidmaatschap, al dan niet na overdracht van diens bouwsels en beplantingen en na de verrekening van de opbrengst met de bond, nog een schuld heeft aan de bond en/of de afdeling, is hij gehouden die binnen een termijn van één maand te voldoen. Indien de schuld niet tijdig wordt voldaan, is het bepaalde in artikel 7 lid 4 en 5 van het Tuinreglement van toepassing.
Artikel 7 – Afdelingsbestuur
1. Het afdelingsbestuur bestaat uit ten minste vijf personen. Het aantal bestuursleden wordt door de afdelingsvergadering vastgesteld.
2. Het lidmaatschap van het afdelingsbestuur is niet verenigbaar met het lidmaatschap van het bondsbestuur en de kascommissie van de afdeling. Personen, die een gemeenschappelijke huishouding voeren, kunnen niet tegelijkertijd in één afdelingsbestuur zitting hebben dan wel in het afdelingsbestuur en in de kascommissie van de betreffende afdeling zitting hebben. Werknemers van de bond kunnen niet worden benoemd tot lid van een afdelingsbestuur.
3. De leden van een afdelingsbestuur worden benoemd uit leden van de afdeling, alsmede uit niet-leden, met dien verstande dat het aantal niet-leden niet meer mag zijn dan de helft van het aantal bestuursleden. De herbenoeming geschiedt met inachtneming van artikel 3 lid 6 van de Statuten. De voorzitter wordt in functie benoemd.
4. Tijdens de eerste vergadering na de benoeming van bestuursleden verdelen de overige bestuursleden de functies en doen hiervan aan de leden en aan het bondsbestuur mededeling. De functie van secretaris en penningmeester kunnen worden samengevoegd.
5. Een afdelingsbestuur kan uit zijn midden een dagelijks bestuur benoemen en hiervan de samenstelling, alsmede de taken en bevoegdheden bepalen.
6. Ieder bestuurslid is tegenover de afdeling gehouden tot een behoorlijke vervulling van zijn taak. Als het een aangelegenheid betreft die tot de werkkring van twee of meer afdelingsbestuursleden behoort, is ieder van hen voor het geheel aansprakelijk ter zake van een tekortkoming, tenzij deze niet aan hem te wijten is en hij niet nalatig is geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden.
7. Bestuursleden worden benoemd voor de duur van drie jaren. Elk jaar treedt zo mogelijk een derde van het aantal bestuursleden af, volgens een door het afdelingsbestuur op te maken rooster.
8. Aftredende leden zijn herbenoembaar, zulks met inachtneming van het in lid artikel 3 lid 6 van de Statuten bepaalde. Benoemde bestuursleden treden in functie op de dag na hun benoeming en treden af aan het eind van de dag waarop zij volgens het rooster gehouden zijn af te treden.
9. Indien een lid van het afdelingsbestuur niet meer naar behoren functioneert dan wel een goede samenwerking met de betrokkene niet meer mogelijk is, kan het afdelingsbestuur het desbetreffende bestuurslid op non-actief stellen voor de periode totdat de eerstvolgende afdelingsvergadering wordt gehouden. De afdelingsvergadering moet uiterlijk zes weken na de datum van het op non-actief stellen worden gehouden. De afdelingsvergadering heft de op non-actief stelling op of besluit tot het bepaalde in lid 10.
10. Een bestuurslid kan, ook al is hij voor een bepaalde tijd benoemd, te allen tijde door de afdelingsvergadering worden geschorst voor een termijn van ten hoogste drie maanden of ontslagen. Behalve wanneer een schorsing wordt verlengd, eindigt de schorsing door tijdsverloop. Tot een schorsing of een ontslag van een bestuurslid wordt niet eerder besloten dan wanneer het bestuurslid in de gelegenheid is gesteld zich daartegen te verweren.
11. Het lidmaatschap van het afdelingsbestuur eindigt door overlijden, door bedanken of ontslag. Voorts eindigt het lidmaatschap van het afdelingsbestuur wanneer een bestuurslid wordt benoemd in het bondsbestuur, in welk geval het bestuurslid op verzoek van het afdelingsbestuur nog tot de eerstvolgende afdelingsvergadering deel kan uitmaken van het bestuur.
12. Aan leden van afdelingsbesturen kan een vergoeding worden toegekend voor werkelijk gemaakte reiskosten die in het belang van de afdeling zijn gemaakt en wel naar daarvoor door de afdelingsvergadering te stellen maatstaven.
Artikel 8 – Taken en bevoegdheden afdelingsbestuur
1. Het afdelingsbestuur is belast met het besturen van de afdeling.
2. Het afdelingsbestuur heeft meer in het bijzonder als taken en bevoegdheden: a. het handhaven van de wet en regelgeving ten aanzien van: de warenwetregeling hygiëne voor levensmiddelen, de hygiënecode voor clubhuizen, de drankvergunning, de exploitatievergunning, de muziekvergunning, de gebruiksvergunning, de
kapvergunning en de milieuvergunning. Het afdelingsbestuur werkt ter zake nauw samen met de desbetreffende gemeente of het stadsdeel;
b. het op ambtelijk niveau voeren van overleg met de desbetreffende gemeente of stadsdeel;
c. het aangaan van overeenkomsten binnen door het bondsbestuur gesloten raamovereenkomsten en overige overeenkomsten voor zover vallend binnen het verleende mandaat;
d. het administreren en verantwoorden van inkomsten uit subsidie en overige inkomsten in de boekhouding van de afdeling;
e. het toezicht houden op het naleven van de Arbovoorschriften;
f. het toezicht op het naleven van de statuten en reglementen van de bond, het Huishoudelijk Reglement van de afdeling en de door de bond en de afdeling genomen besluiten;
g. het plaatsen op de ranglijst en het weigeren om iemand als aspirant op de ranglijst te plaatsen. Van bedoelde weigering kan de betrokkene binnen een maand in beroep gaan bij de commissie van beroep;
h. het handhaven van de orde op het tuinpark en het nemen van ordemaatregelen; i. het beheer te voeren over alle roerende en onroerende goederen op het terrein van de afdeling, met uitzondering van de eigendommen van de leden;
j. het beheer te voeren over de financiële middelen bij de afdeling;
k. het, binnen door de bond gesloten raamovereenkomsten ten behoeve van de afdeling, aangaan van door de afdelingsvergadering goedgekeurde overeenkomsten, die de afdeling en/of de leden van de afdeling binden;
l. het onderhoud en het beheer van de waterhuishouding, het openbaar groen, de riolering, de waterleiding, de gasleiding, de elektriciteit, de speelwerktuigen en de afdelingsgebouwen op het tuinpark van de afdeling;
m. het verlenen van goedkeuring aan de verkoop en overdracht van bouwsels en beplantingen;
n. het verlenen van dispensatie voor het verrichten van algemeen werk;
o. het nemen van administratieve maatregelen en ordemaatregelen in de reglementair bepaalde gevallen;
p. het toezien op het naleven van het Bestuursreglement alcohol in het
verenigingsgebouw op het tuinpark van de afdeling;
q. het toezicht op het naleven van alle veiligheidsvoorschriften;
r. het incasseren van de door de leden aan de afdeling verschuldigd gelden; s. het adviseren van de onder de afdeling ressorterende leden inzake
bouwvoorschriften, het aanvragen van bouwvergunningen en het indienen van bouwtekeningen, voor zover deze werkzaamheden niet zijn opgedragen aan de bouwcommissie van de afdeling;
t. het aanvragen van leverancierspassen;
u. het uitoefenen van controles bij de afdelingscommissies;
v. het openen, wijzigen en opheffen van bankrekeningen ten behoeve van de afdeling; w. de taken en bevoegdheden genoemd in lid a, c, k, t en v zijn alleen van toepassing als ten minste twee bestuursleden namens de afdeling als gevolmachtigde zijn toegevoegd aan de inschrijving van de bond bij de Kamer van Koophandel. 3. Een afdelingsbestuur kan in overleg met het bondsbestuur één of meer van de in lid 2 vermelde taken en bevoegdheden door het bondsbestuur doen uitvoeren.
4. Het afdelingsbestuur is bevoegd taken en bevoegdheden te delegeren aan zijn dagelijks bestuur. Het afdelingsbestuur is bevoegd onder zijn verantwoordelijkheid bepaalde onderdelen van zijn taken te doen uitvoeren door commissies, die door het afdelingsbestuur zijn benoemd. Het afdelingsbestuur is tevens bevoegd werkzaamheden – al dan niet tegen betaling – door derden te laten verrichten en hiervoor overeenkomsten af te sluiten. 5. Het afdelingsbestuur is verplicht:
a. alle roerende en onroerende goederen aanwezig op het terrein, met uitzondering van de eigendommen van de leden, namens en via de bond voldoende te verzekeren voor brand-, storm en inbraakschade;
b. de financiële administratie van de afdeling te laten controleren door de kascommissie; c. van de rekeningen bij de bank aan de bestuursleden inzage te verlenen in de bij- en afschrijvingen.
6. Het afdelingsbestuur legt op de afdelingsvergadering verantwoording af over het gevoerde beleid.
7. Wanneer het aantal bestuursleden beneden vijf is gedaald, blijft het afdelingsbestuur bevoegd. Het is echter verplicht zo spoedig mogelijk een afdelingsvergadering te beleggen waarin de voorziening in de vacature(s) aan de orde komt.
8. Een afdelingsbestuur kan niet volledig aftreden, maar wel zichzelf demissionair verklaren, in welk geval de leden van het afdelingsbestuur in functie blijven en het afdelingsbestuur zo spoedig mogelijk een afdelingsvergadering bijeenroept en tot die tijd de lopende zaken behartigt. Onder lopende zaken wordt in ieder geval verstaan de organisatie van en het toezicht (doen) houden op het algemeen werk, alsmede het voldoen van financiële verplichtingen. Uitdrukkelijk hiervan uitgesloten zijn taxaties, het afhandelen van tuinoverdrachten, gebruik van het verenigingsgebouw (behoudens voor vergaderingen), openstelling van de tuinwinkel (behoudens voor de verkoop van gasflessen en olie) en de organisatie van activiteiten voor volwassenen.
9. De voorzitter heeft de algemene leiding van de afdeling. Hij is bij officiële vertegenwoordiging van de afdeling de woordvoerder, tenzij hij deze taken aan een ander heeft opgedragen. 10. De secretaris voert de correspondentie, houdt de ledenregisters bij, geeft van mutaties hierin kennis aan de secretaris van de bond en schrijft de bestuurs- en afdelingsvergaderingen uit, zorgt voor tijdige toezending van het jaarverslag van zijn afdeling aan de secretaris van de bond, verzorgt het archief en zorgt voor het bijhouden van de notulen van de bestuurs- en afdelingsvergaderingen.
11. De penningmeester beheert alle financiën van de afdeling en houdt nauwkeurig boek van alle inkomsten en uitgaven, vorderingen en schulden. Hij zorgt dat de gelden die de bond toekomen, op tijd worden afgedragen en dat de gelden van de afdeling, die niet voor onmiddellijke betaling nodig zijn, op een door het afdelingsbestuur aan te wijzen bank- of girorekening worden gestort. De penningmeester zorgt binnen veertien dagen na afloop van de afdelingsvergadering voor de toezending van het goedgekeurde financieel jaarverslag aan de penningmeester van de bond. Dit verslag moet voldoen aan de voorschriften van de bond. Hij dient tijdig bij het afdelingsbestuur en het bondsbestuur de begroting voor het nieuwe boekjaar in.
12. Indien een lid – al dan niet ingeval van beëindiging van het lidmaatschap – zijn uit het lidmaat schap voortvloeiende verplichtingen na een daartoe door het afdelingsbestuur schriftelijk gedaan verzoek niet nakomt, is het afdelingsbestuur gerechtigd voor rekening van het lid voor nakoming van die verplichtingen zorg te dragen.
13. Wanneer een afdeling de door haar aan de bond verschuldigde bedragen niet binnen één maand heeft voldaan, kan de wettelijke rente in rekening worden gebracht vanaf de datum waarop de betaling had dienen plaats te vinden. In het geval het bondsbestuur besluit tot incasso van de verschuldigde bedragen over te gaan, komen de door de bond, ter zake verschuldigde buitengerechtelijke kosten voor rekening van de afdeling. Indien de bond vanwege afdrachten aan derden een hoger percentage dan de wettelijke rente heeft te voldoen, is de afdeling niet de wettelijke rente doch het hogere percentage verschuldigd.
14. Voor alle betalingen zijn de handtekeningen van twee afdelingsbestuurders vereist. 15. Indien een afdeling over een verenigingsgebouw beschikt waarin activiteiten plaatsvinden, dient men in het bezit te zijn van alle wettelijk vereiste vergunningen, waaronder een drankvergunning als er alcoholische dranken worden geschonken.
16. Het afdelingsbestuur is verantwoordelijk voor de juiste naleving van het ‘Bestuursreglement alcohol in het verenigingsgebouw’ en is ter zake bevoegd die ordemaatregelen te nemen die naar het oordeel van het afdelingsbestuur noodzakelijk zijn. Meer in het bijzonder is het afdelingsbestuur bevoegd voor een bepaalde termijn de verkoop van alcohol in het geheel of aan met name aan te wijzen personen te verbieden, het verenigingsgebouw te sluiten en/of personen die in strijd handelen met de openbare orde of goede zeden te (doen) verwijderen. Het afdelingsbestuur is bevoegd van een overtreding van genoemd reglement aangifte te doen met inachtneming van het in het Tuchtreglement bepaalde. Zo nodig is het afdelingsbestuur bevoegd ordemaatregelen te treffen om herhaling te voorkomen.
17. Het afdelingsbestuur dient er op toe te zien dat er geen chemische bestrijdingsmiddelen worden ingekocht, op voorraad worden gehouden, aan de leden worden verkocht en/of toegepast in het algemeen groen van de tuingroep.
18. Op voordracht van het afdelingsbestuur kan het bondsbestuur met derden pachtovereenkomsten aangaan met betrekking tot in de afdeling aanwezige gebouwen, die ingericht zijn als winkel. Gebouwen, die een bestemming als verenigingsgebouw of de tuinwinkel hebben, kunnen niet worden verpacht. Het is een afdelingsbestuur niet toegestaan de verenigingsgebouwen te verhuren. Wel kan men een verenigingsgebouw tegen een onkostenvergoeding ter beschikking stellen voor sociale en culturele activiteiten die nauw verbonden zijn met de doelstellingen van de Bond van Volkstuinders, zoals bv. het houden van lezingen.
19. Het afdelingsbestuur is bevoegd om algemene tuingrond met als bestemming tuin ten behoeve van de leden van de afdeling ter beschikking te stellen als kweekplaats van bloemen en planten.
20. Het afdelingsbestuur is bevoegd voor o.a. slecht tuinonderhoud, het herstellen van achterstallig tuinonderhoud, het niet verrichten van algemeen werk en voor achterstallige tuinlasten administratiekosten (boete) op te leggen. Het afdelingsbestuur is niet bevoegd om administratiekosten op te leggen die een bedrag van € 100,00 per overtreding te boven gaat.
Artikel 9 – Afdelingsvergaderingen
1. Aan de afdelingsvergadering komen met betrekking tot haar afdeling de bevoegdheden toe, die de afdeling in of krachtens de Statuten en reglementen zijn toegekend
2. De afdelingsvergadering vertegenwoordigt alle leden van die afdeling. Alle onder de afdeling ressorterende leden hebben toegang tot de afdelingsvergadering en kunnen – tenzij zij geschorst zijn – aan de besluitvorming en stemming deelnemen
3. Een lid heeft op zijn afdelingsvergadering één stem.
4. Een aspirant, ouder of kind heeft op een afdelingsvergadering geen stemrecht. Een partner heeft op een afdelingsvergadering geen stemrecht, tenzij het bepaalde in artikel 13 lid 6 toepassing vindt.
5. Met inachtneming van het bepaalde in artikel 18 lid 3 van de Statuten kiest elke afdeling jaarlijks zo nodig de afgevaardigden naar de bondsvergadering.
6. Adviserende leden van een
afdelingsvergadering zijn:
a. de leden van het bondsbestuur;
b. de leden van verdienste van de afdeling;
c. andere door het afdelingsbestuur of de afdelingsvergadering toegelaten personen. Adviserende leden kunnen deelnemen aan de beraadslagingen, maar hebben geen stem recht.
7. De secretaris draagt er zorg voor dat in alle door het afdelingsbestuur te houden vergaderingen een exemplaar van de Statuten en reglementen voorhanden is, alsmede de ledenlijst van de afdeling.
8. Bondsbestuurders zijn gerechtigd, in algemene zin, hun inbreng te geven namens het bondsbestuur. Hiervoor dient tijdens de afdelingsvergadering tijd vrij te worden gemaakt
Artikel 10 – Bijeenroeping afdelingsvergadering
1. Het bijeenroepen van afdelingsvergaderingen geschiedt door een schriftelijke mededeling aan alle onder de afdeling ressorterende leden. De termijn van oproeping bedraagt ten minste drie weken, de dag van het oproepen en die van de vergadering niet meegerekend. De oproep bevat de agenda en een toelichting op de te behandelen onderwerpen.
2. Een buitengewone afdelingsvergadering wordt gehouden als het afdelingsbestuur of tenminste zoveel onder de afdeling ressorterende leden als bevoegd zijn tot het uitbrengen van een/tiende gedeelte van de stemmen in de afdelingsvergadering zulks nodig oordelen. In laatstbedoeld geval moet de wens daartoe onder opgave van het te behandelen onderwerp, voorzien van een toelichting, schriftelijk aan het afdelingsbestuur kenbaar worden gemaakt. Het afdelingsbestuur is verplicht binnen vier weken een afdelingsvergadering bijeen te roepen. Indien betrokkenen hierover niet binnen veertien dagen na de indiening van het verzoek zijn geïnformeerd, dan kunnen de verzoekers zelf tot het bijeenroepen overgaan op de wijze waarop het afdelingsbestuur een afdelingsvergadering bijeenroept of bij advertentie in ten minste één in de afdeling veel gelezen dagblad. De verzoekers kunnen alsdan anderen dan de leden van het afdelingsbestuur belasten met de leiding van de vergadering en het opstellen van de notulen.
3. Het afdelingsbestuur bepaalt waar en wanneer de vergaderingen als bedoeld in dit artikel worden gehouden, behalve in het geval zoals bedoeld in lid 2.
4. De voorzitter of bij diens afwezigheid de vice-voorzitter, of zo ook deze afwezig is, het oudste aanwezige bestuurslid, leidt de afdelingsvergadering.
5. Een besluitenlijst van deze vergadering moet binnen vier weken worden gepubliceerd. De notulen binnen drie maanden.
Artikel 11 – Toegang afdelingsvergadering
1. De afdelingsvergaderingen zijn toegankelijk voor leden en genodigden. Gezinsleden hebben toegang voor zover de ruimte dit toelaat.
Artikel 12 – Agenda afdelingsvergadering
1. Jaarlijks worden door de afdeling twee afdelingsvergadering gehouden:
a. de voorjaarsvergadering welke uiterlijk 1 juni wordt gehouden;
b. de najaarsvergadering welke uiterlijk 1 december wordt gehouden.
2. De agenda van de voorjaarsvergadering van de afdelingsvergadering bevat onder meer: a. de vaststelling van de notulen van de vorige afdelingsvergadering;
b. het jaarverslag van de afdeling;
c. het financieel verslag van het afdelingsbestuur over het afgelopen boekjaar; d. het verslag van de kascommissie van de afdeling;
e. het vaststellen van de balans en van de staat van baten en lasten over het afgelopen boekjaar;
f. het beleid van het afdelingsbestuur;
g. het benoemen van afgevaardigden naar de bondsvergadering;
h. het benoemen van bestuurs- en commissieleden;
i. het eventueel vaststellen van voorgestelde wijzigingen in het Huishoudelijk Reglement van de afdeling;
j. de agenda voor de voorjaarsvergadering van de bondsvergadering;
k. de rondvraag.
3. De agenda van de najaarsvergadering van de afdelingsvergadering bevat onder meer: a. het vaststellen van de notulen van de vorige afdelingsvergadering;
b. het beleid van het afdelingsbestuur;
c. het vaststellen van bijdragen en heffingen;
d. het vaststellen van de begroting voor het komende boekjaar;
e. het benoemen van afgevaardigden naar de bondsvergadering;
f. het benoemen van bestuurs- en commissieleden;
g. het eventueel vaststellen van voorgestelde wijzigingen in het Huishoudelijk Reglement van de afdeling;
h. de agenda voor de bondsvergadering;
i. de rondvraag.
4. Voorstellen van leden voor de agenda, kunnen, voorzien van een toelichting, tot uiterlijk zes weken vóór de dag van de afdelingsvergadering, schriftelijk bij het afdelingsbestuur worden ingediend. Het afdelingsbestuur kan voorstellen voorzien van een preadvies.
5. Amendementen dienen te zijn voorzien van een toelichting en uiterlijk twee weken vóór de dag van de afdelingsvergadering schriftelijk bij het afdelingsbestuur worden ingediend. Het afdelingsbestuur kan amendementen voorzien van een preadvies.
6. Indien de afdelingsvergadering meent dat een voorstel of amendement te ingrijpend is om in de afdelingsvergadering te behandelen, kan het besluiten het voorstel of amendement op de eerstvolgende afdelingsvergadering te behandelen
Artikel 13 – Besluitvorming
1. De voorzitter van een afdelingsbestuur leidt de vergaderingen van het afdelingsbestuur en van de afdelingsvergadering. De voorzitter van het afdelingsbestuur stelt in genoemde vergaderingen de orde van de dag vast, behoudens het recht van genoemde vergaderingen om hierin wijziging te brengen. De voorzitter sluit de beraadslagingen als hij meent dat de vergadering voldoende is ingelicht, doch is verplicht deze weer te openen, als een derde van het aantal aanwezige of vertegenwoordigde leden het verlangen hiertoe kenbaar maakt.
2. Op de afdelingsvergadering kunnen alleen besluiten worden genomen over onderwerpen die op de agenda zijn vermeld.
3. Tenzij in de statuten of in een reglement anders is bepaald, worden besluiten in het afdelingsbestuur en de afdelingsvergadering genomen met een meerderheid van de uitgebrachte geldige stemmen, met dien verstande dat ter bepaling van die meerderheid van het aantal uitgebrachte stemmen de ongeldige stemmen worden afgetrokken. Onder meerderheid wordt verstaan meer dan de helft van de uitgebrachte geldige stemmen. Wanneer de stemmen staken, is geen meerderheid behaald en is het voorstel verworpen. 4. Ongeldig zijn stemmen die:
• blanco zijn;
• ondertekend zijn;
• onleesbaar zijn;
• een persoon niet duidelijk aanwijzen;
• de naam bevatten van een persoon die niet kandidaat gesteld is;
• voor iedere verkiesbare plaats meer dan één naam bevatten;
• meer bevatten dan een duidelijke aanwijzing van de persoon die is bedoeld. 5. Ieder lid brengt in de afdelingsvergadering één stem uit. Ieder lid kan een ander lid van dezelfde afdeling schriftelijk machtigen namens hem in de afdelingsvergadering zijn stem uit te brengen, met dien verstande dat ieder lid slechts door één ander lid kan worden gemachtigd.
6. In plaats van een ander lid, mag bij afwezigheid van een lid ook diens geregistreerde partner aan de stemmingen deelnemen.
7. De stemming over personen gebeurt schriftelijk met gesloten stembriefjes, tenzij de desbetreffende vergadering bij acclamatie aangeeft dat men geen schriftelijke stemming nodig acht. De stemming over zaken gebeurt hoofdelijk door handopsteken of bij acclamatie.
8. Indien bij een stemming over personen bij de eerste stemming niemand de meerderheid van de uitgebrachte geldige stemmen heeft verkregen, wordt een tweede stemming gehouden. Verkrijgt ook bij deze tweede stemming niemand de meerderheid van de uitgebrachte geldige stemmen, dan vindt een herstemming plaats tussen de personen die het hoogste aantal stemmen hebben verkregen. Zowel bij tussenstemming als bij herstemming(en) is hij benoemd die de meerderheid van de uitgebrachte geldige stemmen heeft verkregen. Staken bij deze stemmingen de stemmen, dan beslist het lot.
9. Ingeval van een schriftelijke stemming benoemt de voorzitter een stembureau van drie personen. Het stembureau opent de stembiljetten en beslist over de geldigheid van iedere uitgebrachte stem.
10. Het door de voorzitter uitgesproken oordeel omtrent de uitslag van de stemming is beslissend. Hetzelfde geldt voor de inhoud van een genomen besluit, voor zover werd gestemd over een niet schriftelijk vastgelegd voorstel. Wordt echter onmiddellijk na het uitspreken van dit oordeel de juistheid daarvan betwist, dan wordt het te nemen besluit schriftelijk vastgelegd en vindt een nieuwe stemming plaats, als de meerderheid van de vergadering dit verlangt of – wanneer de oorspronkelijke stemming niet hoofdelijk of schriftelijk geschiedde – wanneer een afgevaardigde dit verlangt. Door deze nieuwe stemming vervallen de rechtsgevolgen van de oorspronkelijke stemming.
Artikel 14 – Rekening en verantwoording
1. Het boekjaar van de bond en van de afdelingen is gelijk aan het kalenderjaar. 2. Het afdelingsbestuur is verplicht jaarlijks het financieel beheer van de penningmeester en de door hem in concept vervaardigde jaarstukken te doen controleren door de kascommissie van de afdeling, die hiervan schriftelijk verslag uitbrengt aan het afdelingsbestuur en aan de afdelingsvergadering.
3. Het afdelingsbestuur is verplicht van de vermogenstoestand van zijn afdeling zodanige aantekening te houden dat daaruit te allen tijde de rechten en verplichtingen van de afdelingen kunnen worden gekend. Het afdelingsbestuur is verplicht de kascommissie ten behoeve van haar onderzoek alle door haar gewenste inlichtingen te verschaffen, haar desgewenst de kas en de waarden te tonen en inzage van de boeken en bescheiden van de afdeling te geven. Indien de kascommissie vaststelt dat zij geen sluitende controle kan uitvoeren omdat bepaalde stukken niet aanwezig zijn, dan stelt zij het afdelingsbestuur hiervan op de hoogte. Mocht het bestuur binnen veertien dagen niet de gevraagde stukken kunnen overleggen en de kascommissie hierdoor geen voorstel tot décharge aan de ledenvergadering kan voorleggen, moet zij het bondsbestuur hierover rapporteren. Het bondsbestuur zal op haar beurt de financiële commissie inschakelen.
4. Het afdelingsbestuur brengt op de afdelingsvergadering, behoudens verlenging met een termijn van zes maanden door de afdelingsvergadering, een jaarverslag uit over de gang van zaken in de afdeling en over het gevoerde beleid. Het afdelingsbestuur legt de balans en de staat van baten en lasten met een toelichting ter goedkeuring aan de afdelingsvergadering over. Deze stukken worden ondertekend door de leden van het afdelingsbestuur. Ontbreekt de ondertekening van een bestuurslid, dan wordt daarvan onder opgave van redenen melding gemaakt. Als het afdelingsbestuur niet in de afdelingsvergadering, of bij verlenging niet binnen de gestelde termijn, overeenkomstig het bepaalde heeft gehandeld kan ieder lid van de gezamenlijke leden van het afdelingsbestuur in rechte vorderen dat zij deze verplichtingen nakomen.
5. Goedkeuring door de afdelingsvergadering van het jaarverslag en van de rekening en verantwoording geschiedt nadat is kennisgenomen van het verslag van de kascommissie, en strekt de leden van het afdelingsbestuur tot décharge voor alle handelingen die uit de rekening en verantwoording blijken.
6. Het afdelingsbestuur is verplicht de in dit artikel bedoelde bescheiden zeven jaren te bewaren.
Artikel 15 – Afdelingscommissies
1. De afdelingsvergadering benoemt de kascommissie van de afdeling.
2. Het afdelingsbestuur benoemt de leden van de navolgende commissies:
a. de bouw- en taxatiecommissie van de afdeling;
b. de tuincommissie van de afdeling.
3. Verder kunnen onder meer de volgende commissies door een afdelingsbestuur worden ingesteld: een inkoopcommissie, een buffetcommissie, een E.H.B.O.-commissie, een jeugd en ontspanningscommissie en een redactiecommissie. De benaming van genoemde commissies kan per afdeling verschillen.
a. Inkoopcommissie
De taken van de inkoopcommissie bestaan uit:
I. bij voldoende aanvraag, inkopen van door de leden gewenste artikelen;
II. in voorraad en opslag houden van de meest gangbare en niet bederfelijke artikelen. Verhoging van de kostprijs met een geringe winstmarge tot dekking van de onkostenadministratie, benodigd gereedschap, onderhoud
inkoopgebouw, risico en voor het doen van proefnemingen, is geoorloofd.
b. Buffetcommissie/Kantinecommissie
De taken van een buffetcommissie omvatten vooral het in- en verkopen van
consumpties uit het assortiment.
Het leveren van deze goederen mag geschieden met een geringe winstmarge, vastgesteld in overleg met het afdelingsbestuur.
Barmedewerkers dienen de instructie Verantwoord Alcoholgebruik te hebben gevolgd. c. E.H.B.O.-commissie
De leden van een E.H.B.O.-commissie hebben tot taak eerste hulp te verlenen bij ongelukken op het volkstuinpark. Zij dienen daartoe in het bezit te zijn van een geldig E.H.B.O.-diploma.
d. Jeugd- en Ontspanningscommissie
De taken van een jeugd- en ontspanningscommissie bestaan met name uit het, in overleg met het afdelingsbestuur, organiseren en uitvoeren van
ontspanningsactiviteiten voor de leden.
e. Redactiecommissie
De redactiecommissie heeft tot taak het regelmatig (bij voorkeur minstens 4 x per jaar) doen verschijnen van een informatiebulletin.
4. Met uitzondering van de kascommissie, de bouw- en taxatiecommissie en de tuincommissie, stelt het afdelingsbestuur bij besluit de taken en bevoegdheden van de commissie vast. 5. Het afdelingsbestuur benoemt, schorst en ontslaat de leden van de door het afdelingsbestuur ingestelde commissies.
6. Aan elke commissie die door het afdelingsbestuur wordt benoemd, kan een lid van het afdelingsbestuur als gedelegeerde worden toegevoegd. De gedelegeerde is de contactpersoon tussen het afdelingsbestuur en de desbetreffende commissie.
7. De commissies van de afdeling zijn verantwoording verschuldigd aan het afdelingsbestuur, met uitzondering van de kascommissie die verantwoording aflegt aan de
afdelingsvergadering. De commissies zijn niet bevoegd een volledig zelfstandig financieel beheer te voeren. Alle commissies dienen bij het bestuur van de afdeling vóór 1 oktober een begroting voor het komende kalenderjaar in en vóór 31 december een verslag van de werkzaamheden in het afgelopen jaar.
8. Tenzij anders is bepaald of besloten, worden commissies benoemd uit de leden, alsmede uit niet-leden met dien verstande dat het aantal niet-leden niet meer dan de helft mag zijn van het aantal commissieleden.
Artikel 16 – Kascommissie
1. De kascommissie van de afdeling bestaat uit vijf personen, waarvan drie leden en twee plaatsvervangers, die allen lid zijn van de bond. Zij hebben – in afwijking van het bepaalde in artikel 3 lid 6 van de Statuten – ten hoogste vijf achtereenvolgende jaren zitting in de commissie, waarvan de eerste twee jaar als plaatsvervanger. Volgens een vast rooster treedt er jaarlijks één lid af en wordt de commissie weer aangevuld met een plaatsvervanger.
2. De kascommissie controleert ten minste tweemaal per jaar de boekhouding van de afdeling. De kascommissie brengt over de controles eenmaal per jaar schriftelijk verslag uit aan het afdelingsbestuur, het bondsbestuur en de afdelingsvergadering.
3. Het lidmaatschap van de kascommissie is niet verenigbaar met het lidmaatschap van het afdelingsbestuur en van een commissie die een financieel beheer voert.
4. De leden van de kascommissie zijn tot aan de jaarlijkse afdelingsvergadering geheimhouding verplicht tegenover derden, met dien verstande dat indien onregelmatigheden in de administratie of tekorten in de geldmiddelen worden geconstateerd door een of meer leden, de verplichting bestaat hiervan onmiddellijk de voorzitter van de afdeling schriftelijk in kennis te stellen en een kopie aan het bondsbestuur te sturen.
Artikel 17 – Bouw- en taxatiecommissie van de afdeling
De taken van een bouw- en taxatiecommissie bestaan onder meer uit:
a. het houden van toezicht op al hetgeen zich aan opstallen op de afdeling bevindt;
b. het houden van toezicht op de bouw, verbouw, plaatsing en onderhoud van alle opstallen, beschoeiingen en andere bouwsels, die zich op de afdeling bevinden;
c. het controleren van de bouwtekeningen van de leden aan de hand van het Bouwreglement door ten minste twee leden van de commissie;
d. het taxeren van ter verkoop aangeboden opstallen door ten minste drie leden van de commissie en/of ter zake kundige bestuursleden;
e. het adviseren van het afdelingsbestuur inzake de bouw en het onderhoud van alle bouwsels op het terrein van de afdeling aanwezig;
f. het houden van toezicht op de plaatsing van zend- en ontvangstantennes en zonnecellen overeenkomstig de geldende richtlijnen;
g. het controleren van onder meer de volgende voorzieningen: septictanks, stapelputten, sanitaire voorzieningen, afwateringen, kook- en stookplaatsen (t.a.v. brandveiligheid), gasleidingen en -slangen, gasflessen, waterleidingen, beschoeiingen en naleving van het verbod op opslag en gebruik van L.P.G.;
h. het adviseren van het afdelingsbestuur inzake het verlenen van toestemming voor overnachten.
Artikel 18 – Tuincommissie van de afdeling
De taken van een tuincommissie bestaan onder meer uit:
a. het organiseren en het houden van toezicht op het algemeen werk;
b. het houden van toezicht op het onderhoud van sloten en het onderhoud van beschoeiingen, heggen, paden, tuinen en bermen;
c. het doen van aanzeggingen aan de leden over achterstallig onderhoud en het – bij niet naleving daarvan – schriftelijk kennis geven aan het afdelingsbestuur;
d. het geven van adviezen aan leden over beplantingen;
e. het geven van adviezen aan leden over het snoeien en/of kappen van bomen. f. het in opdracht van het afdelingsbestuur door ten minste drie leden van de commissie en/of ter zake kundige bestuursleden taxeren van de beplantingen op een tuin in geval van opzegging.
Artikel 19 – Financiële verplichtingen
1. Door het afdelingsbestuur geheven administratiekosten (boetes) dienen binnen veertien dagen aan de afdeling te worden voldaan.
2. Een lid kan, indien hij de verschuldigde kosten niet of niet tijdig kan betalen, vooraf aan de penningmeester schriftelijk uitstel van betaling vragen. Een aanvraag om uitstel moet zo nodig elk jaar opnieuw worden ingediend.
Artikel 20 – Entreegelden
1. Als een aspirant als lid wordt toegelaten, is hij aan die afdeling entreegeld verschuldigd tot een maximum van € 140,00. De partner van een reeds tot het lidmaatschap toegelaten lid, is met betrekking tot dezelfde tuin geen entreegeld verschuldigd.
2. Als een lid op hetzelfde tuinpark van tuin wisselt, is hij niet opnieuw entreegeld verschuldigd.
Artikel 21 – Slotbepaling
1. In gevallen waarin dit reglement niet voorziet, is het afdelingsbestuur – daar waar hem bevoegdheden zijn toegekend – bevoegd te beslissen. In alle overige gevallen beslist het bondsbestuur.
2. De in lid 1 bedoelde besluiten dienen te worden goedgekeurd door de eerstvolgende bondsvergadering respectievelijk afdelingsvergadering en aan de leden via het informatiebulletin van de afdeling of anderszins kenbaar worden gemaakt.
3. Voor zover het zaken betreft die uitsluitend een betreffende afdeling aangaan, is het bestuur van die afdeling bevoegd tot het nemen van dergelijke maatregelen onder nadere goedkeuring van de eerstvolgende afdelingsvergadering.